Wat zie je?

In de database is nu van 164 monumenten een melding geregistreerd van leegstand. In de eerste grafiek is de verspreiding van die monumenten over de provincie te zien. In de tweede grafiek is het verschil in leegstand bij de nulmeting en de herhaalmeting van rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten in het aardbevingsgebied verbeeld. In de derde grafiek is een uitsplitsing naar gemeente gemaakt. De vierde grafiek geeft het verschil in leegstand tussen de rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, karakteristieke en beeldbepalende panden in de gehele provincie. De vijfde grafiek geeft de leegstand weer gecategoriseerd per functie in de gehele provincie. Vervolgens is het verschil in kaart gebracht ten opzichte van stedelijk en landelijk gebied. Ook is in deze grafiek de verspreiding over de gemeenten weergegeven.

Wat monitoren we? 

De leegstand wordt gemonitord om deze over een aantal jaren te vergelijken met de nieuwe onderzoeksuitkomsten en zo trends te signaleren. Het monitoren van leegstand is een essentieel onderdeel van de Erfgoedmonitor. Voor monumenten kan leegstand al snel achteruitgang van de staat van onderhoud van het erfgoed tot gevolg hebben. Vanuit dat perspectief signaleert de Erfgoedmonitor (potentiële) leegstand op basis van zowel administratieve bronnen als een periodieke veldtoets.

De Erfgoedmonitor past de kwalificatie ‘leegstand’ toe wanneer:

  • het een gebruiksobject betreft met enig volume (> 9m2) en/of enige gebruiksmogelijkheid, waardoor er sprake is van mogelijkheid tot betreding en;
  • uit deskresearch en administratieve bronnen blijkt dat er geen activiteit plaatsvind in het object en/of;
  • het door Fenicks vervaardigde beeldmateriaal blijk geeft van leegstand. In dit geval staat bij het object de melding ‘leegstand ja’.

Ook kan er sprake zijn van gedeeltelijke leegstand of tijdelijk gebruik. In het geval van gedeeltelijke leegstand is op basis van dataonderzoek, al dan niet in combinatie met de veldtoets (het fotografisch materiaal) de geschatte leegstand groter dan 30% van het gebruiksoppervlak. In het geval van tijdelijk gebruik is er bijvoorbeeld sprake van zoals antikraak bewoning of tijdelijk gebruik als popup-winkel of atelierruimte. In deze gevallen krijgt het object de melding ‘leegstand ja, deels’.

Religieuze gebouwen
Bij religieuze gebouwen onderscheiden we volledige leegstand en gedeeltelijke leegstand/ gering gebruik. Van gedeeltelijke leegstand is sprake wanneer blijkt dat in het kerkgebouw op minder dan 11 dagen per jaar sprake is van een activiteit. Dit staat gelijk aan < 3% gebruik.

Molens
Molens en werktuigen zoals gemalen kunnen operationeel zijn, ook al worden ze niet dagelijks of zelfs slechts sporadisch gebruikt. Wanneer een molen of werktuig niet meer operationeel is en ook niet wordt gebruikt voor andere doeleinden, is er sprake van leegstand.

Niet van toepassing
Niet volumineuze objecten, bijvoorbeeld een folly of een kleine bunker (< 9 m2)

Achtergrond

De mate van stedelijkheid is een maatstaf voor de concentratie van menselijke activiteiten gebaseerd op de gemiddelde omgevingsadressendichtheid (oad), zoals door het CBS gedefinieerd. Wij hanteren een indeling waarbij de 5 CBS-categorieën zijn samengevoegd tot 3 categorieën:

  • Stedelijk: Meer dan 1500 adressen per km2 (zeer sterk stedelijk + sterk stedelijk)
  • Matig stedelijk: 1000 tot 1500 adressen per km2
  • Landelijk: Minder dan 1000 adressen per km2 (weinig stedelijk + niet stedelijk)

Bron: Fenicks, CBS