Indicatoren

Vrouw die haar neus dichtknijpt

Aantal gehinderden door bedrijven

Ons doel is om geurhinder te verminderen: "minder hinder". Het aantal gehinderden is daarbij een goede indicator om dit in de gaten te houden.

Medewerker neemt telefonisch een melding aan

Aantal geurklachten over bedrijven

Meldingen over geurklachten zijn een belangrijke indicator voor ons om in de gaten te houden of ons geurbeleid ook daadwerkelijk geurhinder vermindert.

Achtergrond

Rol provincie

Voor geur hebben we een regulerende rol als het gaat om de VTH-taak van een aantal bedrijven met een behoorlijke geurbijdrage. Voor de overige bronnen is de gemeente vaak bevoegd gezag. Nieuwe hinder voorkom je door het voldoende scheiden van bronnen en inwoners. Ruimtelijke ordening is hier als instrument geschikter voor dan de omgevingsvergunning. We hebben daarnaast een regisserende en een faciliterende rol op het gebied van gebiedsgericht geurbeleid, zoals in het Structuurvisiegebied
Eemsmond-Delfzijl. We adviseren in het kader van ruimtelijke ordening over geur en toetsen bestemmingsplannen op dit punt, om zo gebieden met woon- en bedrijfsfuncties zoveel mogelijk ruimtelijk te scheiden. Ook hebben we eigen geurbeleid opgesteld in de vorm van beleidsregels.

Ons beleid

Het landelijke geurhinderbeleid is in 1994 door het toenmalige ministerie van VROM beschreven in de Herziene Nota Stankbeleid en in aanvulling daarop in de brief "Rijksbeleid Geur' uit 1995. Het beleid richt zich op het verminderen van de emissie en de blootstelling aan geur. Het doel is het voorkomen van nieuwe geurhinder, bestaande geurhinder terug te dringen en de ernstige hinder geheel uit te bannen. Als algemene doelstelling voor geurhinder werd gesteld dat in 2000 niet meer dan 12% van de bevolking gehinderd en in 2010 niemand meer ernstig gehinderd mag zijn. De instrumenten om dit te bereiken verschillen per sector. Voor de landbouwsector zijn normen voor geur vastgelegd in de Wet geurhinder veehouderijen. Voor de industrie en bedrijven is dit niet het geval; provincies en gemeenten hebben een grote beleidsvrijheid om eigen geurhinderbeleid te voeren. Daarnaast is om de geurhinder door bedrijven te beheersen veel geregeld via Europese regels voor toepassing van BBT in BREF’s en BBT-conclusies waar in alle gevallen aan voldaan moet worden.

De provincie Groningen gebruikt de methode 'Gezondheidseffect screening (GES) Stad & Milieu' om de blootstelling aan geurbelasting door industriële bronnen uit te drukken in een milieugezondheidskwaliteit middels een GES-score. Deze screeningsmethode GES is ontwikkeld in opdracht van de ministeries Infrastructuur en Milieu (IenM) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Met de GES kan de blootstelling aan verschillende milieuaspecten op basis van gezondheid worden beoordeeld en koppelt middels een dosis-effect relatie GES-scores aan percentages (ernstig) gehinderden.

We onderschrijven de doelstellingen van het landelijk beleid. De na te streven 12% gehinderden en 0% ernstig gehinderden uit de landelijke doelstellingen corresponderen met een milieugezondheidskwaliteit voor industriële geur van respectievelijk GES-3 en GES-1 op geurgevoelige objecten zoals woningen of andere plekken waar mensen langdurig verblijven. We streven naar een milieugezondheidkwaliteit die past bij de omgeving. Voor stedelijk gebied streven we naar GES-1, geurgevoelige objecten op bedrijventerreinen en eigen bedrijfswoningen genieten geen bescherming vanwege het belang om te kunnen ondernemen. Voor het buitengebied streven we naar GES-3. Een hogere geurbelasting door industriële activiteiten vinden we hier acceptabel omdat in het buitengebied vaker andere geuren met een hogere geurbelasting domineren (bv. agrarisch). Het kan zijn dat de beoogde gezondheidskwaliteit van GES-1 of GES-3 ergens niet mogelijk of wenselijk is. In dat geval ontwikkelen we samen met onze regionale partners gebiedsgericht beleid ten aanzien van industriële geurhinder waarbij maatwerk op gebiedsniveau in de vorm van een afwijkende milieugezondheidkwaliteit voor industriële geur.

In bijlage 3 staat ons geactualiseerde provinciaal geurhinderbeleid voor industriële bronnen. Hierin staan de geurnormen waar wij het bevoegd gezag van zijn tenminste aan moeten voldoen. Hierbij wordt rekening gehouden met de onaangenaamheid van een geur (de zogenaamde hedonische waarde).

Doelstellingen

We willen gezondheidsklachten door geur beperken door nieuwe geurhinder te voorkomen, bestaande geurhinder terug te dringen en knelpunten die ernstige geurhinder veroorzaken geheel op te lossen. We sluiten aan bij het landelijk geurbeleid, waarvan de basis stamt uit 1994. Als algemene doelstelling gold sindsdien dat er niet meer dan 12% gehinderden en in 2010 er geen ernstig gehinderden meer mogen zijn. Deze doelstellingen zijn nog steeds niet overal gehaald en daarmee nog actueel. We streven in het stedelijk gebied naar een goede gezondheidskwaliteit voor geur, uitgedrukt in een (GES)-waarde van GES-11. Voor het landelijk gebied streven we naar een gezondheidskwaliteit op het niveau van GES-3. We monitoren:

Ontwikkelingen

De Omgevingswet heeft grote impact op het thema geur. Dit milieuthema wordt in beginsel gezien als een lokale aangelegenheid, waarvoor gemeenten aan de lat staan. Als gevolg hiervan zijn veel eisen op het gebied van een aanvaardbaar hinderniveau geschrapt in het Besluit Activiteiten Leefomgeving (BAL) en de Omgevingswet. Hiermee ontstaat beleidsruimte die kan leiden tot een opeenstapeling van geurhinder, veroorzaakt door bedrijven, die onder gemeentelijk bevoegdheid vallen. Dit kan ertoe leiden dat er ondanks de strenge bepalingen voor provinciale bedrijven in een aantal gebieden een onaanvaardbaar hinderniveau ontstaat. Er ontstaat hierdoor ook meer (regel-)ruimte voor provincies om als gebiedscoördinator op te treden op het gebied van geur.

1 Het gaat hierbij om industriële geur

* Geschikte indicatoren voor deze doelstelling is in ontwikkeling.

Bron: GES handboek 2012.