Indicatoren

Geurneusknijpen

Aantal gehinderden door bedrijven

Ons doel is om geurhinder te verminderen: "minder hinder". Het aantal gehinderden is daarmee een goede indicator om dit in de gaten te houden.

Medewerker neemt telefonisch een melding aan

Aantal geurklachten over bedrijven

Meldingen over geurklachten zijn een belangrijke indicator voor ons om in de gaten te houden of door ons geurbeleid ook daadwerkelijk de geurhinder minder wordt.

vrouw kijkt op haar mobiel met droeve blik

Resultaten pilot luchtapp

Rondom het industriegebied Oosterhorn (ten zuidoosten van Delfzijl) is in de tweede helft van 2018 een pilot georganiseerd om de geurbelasting te onderzoeken. Deze indicator geeft inzicht in geurhinder in het gebied.

Achtergrond

Rol provincie

Voor geur hebben we een regulerende rol als het gaat om de VTH-taak van een aantal bedrijven met een behoorlijke geurbijdrage. Voor de overige bronnen is de gemeente vaak bevoegd gezag. Nieuwe hinder voorkom je door het voldoende scheiden van bronnen en inwoners. Ruimtelijke ordening is hier als instrument geschikter voor dan de omgevingsvergunning. We hebben daarnaast een regisserende en een faciliterende rol op het gebied van gebiedsgericht geurbeleid, zoals in het Structuurvisiegebied
Eemsmond-Delfzijl. We adviseren in het kader van ruimtelijke ordening over geur en toetsen bestemmingsplannen op dit punt, om zo gebieden met woon- en bedrijfsfuncties zoveel mogelijk ruimtelijk te scheiden. Ook hebben we eigen geurbeleid opgesteld in de vorm van beleidsregels.

Ons beleid

Het landelijke geurhinderbeleid is in 1994 door het toenmalige ministerie van VROM beschreven in de Herziene Nota Stankbeleid en in aanvulling daarop in de brief "Rijksbeleid Geur' uit 1995. Het beleid richt zich op het verminderen van de emissie en de blootstelling aan geur. Het doel is het voorkomen van nieuwe geurhinder, bestaande geurhinder terug te dringen en de ernstige hinder geheel uit te bannen. Als algemene doelstelling voor geurhinder werd gesteld dat in 2000 niet meer dan 12% van de bevolking gehinderd en in 2010 niemand meer ernstig gehinderd mag zijn. De instrumenten om dit te bereiken verschillen per sector. Voor de landbouwsector zijn normen voor geur vastgelegd in de Wet geurhinder veehouderijen. Voor de industrie en bedrijven is dit niet het geval; provincies en gemeenten hebben een grote beleidsvrijheid om eigen geurhinderbeleid te voeren. Daarnaast is om de geurhinder door bedrijven te beheersen veel geregeld via Europese regels voor toepassing van BBT in BREF’s en BBT-conclusies waar in alle gevallen aan voldaan moet worden.

De provincie Groningen gebruikt de methode 'Gezondheidseffect screening (GES) Stad & Milieu' om de blootstelling aan geurbelasting door industriële bronnen uit te drukken in een milieugezondheidskwaliteit middels een GES-score. Deze screeningsmethode GES is ontwikkeld in opdracht van de ministeries Infrastructuur en Milieu (IenM) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Met de GES kan de blootstelling aan verschillende milieuaspecten op basis van gezondheid worden beoordeeld en koppelt middels een dosis-effect relatie GES-scores aan percentages (ernstig) gehinderden.

We onderschrijven de doelstellingen van het landelijk beleid. De na te streven 12% gehinderden en 0% ernstig gehinderden uit de landelijke doelstellingen corresponderen met een milieugezondheidskwaliteit voor industriële geur van respectievelijk GES-3 en GES-1 op geurgevoelige objecten zoals woningen of andere plekken waar mensen langdurig verblijven.
We streven naar een milieugezondheidkwaliteit die past bij de omgeving. Voor stedelijk gebied streven we naar GES-1, geurgevoelige objecten op bedrijventerreinen en eigen bedrijfswoningen genieten geen bescherming vanwege het belang om te kunnen ondernemen. Voor het buitengebied streven we naar GES-3. Een hogere geurbelasting door industriële activiteiten vinden we hier acceptabel omdat in het buitengebied vaker andere geuren met een hogere geurbelasting domineren (bv. agrarisch). Het kan zijn dat de beoogde gezondheidskwaliteit van GES-1 of GES-3 ergens niet mogelijk of wenselijk is. In dat geval ontwikkelen we samen met onze regionale partners gebiedsgericht beleid ten aanzien van industriële geurhinder waarbij maatwerk op gebiedsniveau in de vorm van een afwijkende milieugezondheidkwaliteit voor industriële geur.

In bijlage 3 staat ons geactualiseerde provinciaal geurhinderbeleid voor industriële bronnen. Hierin staan de geurnormen waar wij het bevoegd gezag van zijn tenminste aan moeten voldoen. Hierbij wordt rekening gehouden met de onaangenaamheid van een geur (de zogenaamde hedonische waarde).

Doelstelling

We streven naar een zo laag mogelijke uitstoot van geur en willen tegelijkertijd ruimte bieden aan de vestiging van nieuwe bedrijven en uitbreiding van bestaande bedrijven voor de transitie naar circulaire economie. Omdat in deze regio de standaard na te streven gezondheidskwaliteit voor industriële geur niet passend is, is voor het gebied rond bedrijventerrein Oosterhorn in Farmsum een afwijkende gebiedsgerichte omgevingskwaliteit voor industriële geur vastgelegd. We willen daar uiterlijk in 2035 een cumulatieve geursituatie hebben die voldoet aan het niveau van GES3+60%. We monitoren het:

Ontwikkelingen

De Omgevingswet heeft grote impact op het thema geur. Dit milieuthema wordt in beginsel gezien als een lokale aangelegenheid, waarvoor gemeenten aan de lat staan. Als gevolg hiervan zijn veel eisen op het gebied van een aanvaardbaar hinderniveau geschrapt in het Besluit Activiteiten Leefomgeving (BAL) en de Omgevingswet. Hiermee ontstaat beleidsruimte die kan leiden tot een opeenstapeling van geurhinder, veroorzaakt door bedrijven, die onder gemeentelijk bevoegdheid vallen. Dit kan ertoe leiden dat er ondanks de strenge bepalingen voor provinciale bedrijven in een aantal gebieden een onaanvaardbaar hinderniveau ontstaat. Er ontstaat hierdoor ook meer (regel-)ruimte voor provincies om als gebiedscoördinator op te treden op het gebied van geur.